19 dec Beb Bakhuys en Felix Smeets: Koningskoppel in Soerabaja
BEB BAKHUYS EN FELIX SMEETS: KONINGSKOPPEL IN SOERABAJA
Door: Rob van Vuurde
Anders dan nu waaierden voor de oorlog Nederlandse voetballers niet uit over Europa. Vaak nauwelijks twintig jaar oud kozen ze een andere bestemming: de Oost. Met een middelbareschooldiploma of universitaire bul op zak was hun motief tegengesteld aan dat van de vertrekkers nu. Ze offerden hun hobby op in ruil voor een maatschappelijke carrière in Indië. En niet alleen de clubs zagen met lede ogen talentvolle spelers vertrekken, ook het Nederlands elftal verloor geregeld jonge spelers, soms al kort na hun eerste interlands. Twee intrigerende voorbeelden: Beb Bakhuys en Felix Smeets.
Tussen 1895 en 1930 groeide in Indië het aantal Europeanen, overwegend Nederlanders, van 63.000 naar 240.000. De introductie van moderne Westerse sporten maakte deel uit van een streven het sociale en culturele leven van het moederland te kopiëren. Hoeveel leden voetbalclubs in Nederland in de loop der jaren naar Indië zagen vertrekken, is niet bekend. Het moeten er enkele honderden geweest zijn. Op een reünie in Soerabaja van oud-voetballers van de Haagse voetbalclub HBS (Houdt Braef Stant), die in 1938 45 jaar bestond, kwamen genoeg oud-leden af om twee veteranenelftallen mee samen te stellen. Initiatiefnemer was Felix Smeets, oud-international en een van de twee hoofdfiguren van dit verhaal. Maar eerst de andere hoofdfiguur, een van de bekendste voetballers van voor de oorlog, Beb Bakhuys.
Na een overtocht met de S.S. Patria vanuit Rotterdam arriveerde de twintigjarige midvoor-international op 22 februari 1930 in Batavia. Hij keerde terug naar zijn geboorteland na een niet helemaal geslaagde schoolopleiding in Nederland. Zijn ouders behoorden tot de Indische Nederlanders die al enkele generaties op Java woonden. Zijn vader was werkzaam in de suikerindustrie, eerst als opziener, later als administrateur. Geboren op 16 april 1909 in Pekalongan aan de noordkust van Java, ging Beb op zesjarige leeftijd naar Nederland, zijn vier oudere broertjes en zusjes achterna. Een schoolopleiding in patria gold als een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle carrière in Indië.
De jonge Beb bleek echter meer belangstelling voor voetballen dan voor leren te hebben. Afhankelijk van de school die hij bezocht in het westen of oosten des lands, wisselde hij in de jaren twintig HBS en ZAC (Zwolsche Athletische Club) af als voetbalclub. Op 27 september 1925, pas zestien jaar oud, maakte hij zijn debuut als midvoor in het eerste van HBS in een uitwedstrijd tegen Haarlem, waarin hij meteen tweemaal scoorde. Zijn doorbraak kwam in de seizoenen die hij daarna voor ZAC uitkwam. In 73 wedstrijden scoorde hij maar liefst 92 goals en in 1928 had hij een groot aandeel in het kampioenschap van de Oostelijke eerste klasse. Het jaar daarop was hij topscorer van Nederland met 31 doelpunten in 18 wedstrijden. Hij miste de Olympische Spelen van Amsterdam, maar maakte op 2 december 1928 zijn debuut voor Oranje tegen Italië in het Milanese San Siro, bij een 3-2 nederlaag. Tot aan zijn vertrek zou hij nog driemaal het Oranjeshirt dragen. Op 17 maart scoorde hij voor het eerst, thuis tegen Zwitserland (3-2), uit een voorzet van Felix Smeets.
In de herfst van 1929 begonnen de berichten over Bakhuys’ naderend vertrek door te sijpelen in de pers en het nieuws kreeg extra aandacht toen hij in de jubileumwedstrijd ter gelegenheid van 40 jaar KNVB, op 8 december tegen België, het enige doelpunt maakte. Nederland, en in het bijzonder Zwolle, stonden op het punt een groot talent te verliezen.
Vermoedelijk had vader Bakhuys een baan in een van de Javaanse suikerfabrieken op het oog, toen hij hem na de HBS naar de Tuinbouwschool in het Drentse Frederiksoord liet gaan. Maar toen hij zich vestigde in Soerabaja vond hij niet een baan in de suikerindustrie maar op het kantoor van de Bataafsche Petroleum Maatschappij (BPM). Wat had het Indische voetbal een talent als Bakhuys te bieden? Nadat in 1893 of 1894 – daar is discussie over – in Batavia de eerste voetbalclub was opgericht, schoten in de jaren daarna de clubs als paddenstoelen uit de grond, allereerst in de grote steden waar nieuwkomers uit Europa en middelbare scholieren het voortouw namen. De wedstrijden trokken veel bekijks, niet het minst bij de inheemse en Chinese bevolking, en het duurde niet lang of ook zij richtten eigen clubs op.
In 1904 ging in Batavia voor het eerst een lokale competitie van start, een voorbeeld dat spoedig navolging elders kreeg. Voor de organisatie werden plaatselijke bonden opgericht. Voor het eerst in 1914 werd een tournooi georganiseerd om uit te maken welke stad het sterkste elftal op de been kon brengen. Soerabaja, Semarang, Bandoeng en winnaar Batavia deden aan het toernooi mee. Vanwege het grote succes besloot men er een jaarlijks met Pinksteren terugkerend sportfestijn van te maken: de fameuze Stedenwedstrijden om het ‘kampioenschap van Java’. Adequate organisatie ervan was de belangrijkste reden om de overkoepelende Nederlandsch- Indischen Voetbal Bond (NIVB) op te richten, in april 1919.
In de Stedenwedstrijden streden niet clubs, maar lokale bondsteams om de titel. Batavia en Soerabaja maakten de dienst uit. In de periode 1914 tot 1933 won Batavia elf en Soerabaja acht keer. De grote afstanden verhinderden de invoering van een Javaanse, laat staan een landelijke, competitie. De clubcompetitie beperkte zich tot het stedelijke of regionale niveau. In de jaren twintig, met een gunstig economisch tij, maakte het georganiseerde voetbal snel progressie. Clubs of gemeenten namen sportparken in gebruik met permanente, stenen tribunes, fatsoenlijke kleedruimtes en vaak voorzieningen voor andere sporten, zoals atletiekbanen. Clubs en bonden begonnen buitenlandse teams uit te nodigen. Het bleek dat het Indische voetbal zich heel aardig kon meten met bezoekende elftallen uit India, Singapore, Australië, China en de Filippijnen. Een nationaal elftal bestond niet. Het zogenaamde Java-elftal kwam daar nog het dichtst bij in de buurt, maar het kwam slechts sporadisch in actie.
Bakhuys en Smeets bij T.H.O.R.
Het vinden van een club na aankomst in Soerabaja leverde Bakhuys geen problemen op. Hij werd met open armen ontvangen bij T.H.O.R. (Tot Heil Onzer Ribbekast, ook wel gespeld als ‘Thor’, met een verwijzing naar de dondergod), een van de ‘Europese’ clubs van het grotendeels langs etnische lijnen georganiseerde plaatselijke voetbal. Hij maakte zijn debuut op 16 maart 1930 voor volgepakte tribunes. De clubcompetitie van de Soerabajasche Voetbal Bond (SVB) was in november al geëindigd met een kampioenschap voor de ‘Chinese’ club Tiong Hoa, met Excelsior als tweede. Thor presenteerde haar nieuwe ster uit Holland bij de feestelijke ingebruikname van de lichtinstallatie in een vriendschappelijke avondwedstrijd tegen een Malangse combinatie. Het lukte hem enkele staaltjes van zijn voetbalkunst te etaleren in een wedstrijd met een 7-1 eindstand. De kranten waren lyrisch. Bakhuys’ spel riep herinneringen op aan ‘de goeden tijd op Holland’s voetbalvelden’, schreef De Indische Courant, ‘een zalig ouderwetsch gevoel van waarachtige voetbalzaligheid’. Behalve zijn vermaarde schot viel vooral op hoe hij met passes zijn vleugelspelers bij de aanval betrok. Dat was men niet gewend in Indië, waar voetballers vaak voor eigen succes gingen.
Nauwelijks een maand later meldde zich nog een Nederlandse international bij Thor: Felix Smeets. Geboren op 29 april 1904 in Den Haag was hij vijf jaar ouder dan Bakhuys, met wie hij zowel bij het Haagse HBS als in Oranje enkele wedstrijden had gespeeld. Tussen 1923 en 1929 scoorde hij voor HBS in 124 wedstrijden 76 maal. In 1925 werd hij met de club kampioen van Nederland. Smeets stond bekend als een snelle speler – hij was ook lid van de atletiekafdeling van HBS – en een harde werker met een scherp spelinzicht. Hij scoorde in acht wedstrijden voor Oranje zeven doelpunten.
Ook voor Smeets was Indië niet onbekend. Toen hij veertien jaar was, vertrok het gezin naar de Oost, waar zijn vader een baan kreeg als leraar Frans op de HBS in Semarang. Maar zijn moeder kreeg al gauw last van heimwee en na twee jaar keerde het gezin terug naar Nederland, waar Felix zijn middelbare school afmaakte. Zijn studie scheikunde aan de Rijksuniversiteit Leiden werd geen succes; hij was in die jaren meer op de sportvelden te vinden dan achter de boeken. Hij was een veelzijdig sportman: ’s winters op het voetbalveld en ’s zomers op de atletiekbaan of het cricketveld. In 1928, inmiddels 24 jaar, gooide hij het roer om. Hij koos voor een carrière in Indië. Van het kampioenselftal van HBS uit 1925 waren al drie spelers hem voorgegaan en weer zou een international voor het Nederlandse voetbal verloren gaan.
Ter voorbereiding meldde hij zich aan op de School voor Suikerindustrie in Amsterdam en werkte hij enkele maanden in Roemenië om praktijkervaring op te doen. Foto’s van zijn huwelijk in februari 1930 en het afscheid van familie en vrienden op de kade in Rotterdam sierden de sportpagina’s. Smeets kwam in dienst als ‘chemiker’ op een kleine suikerfabriek bij Modjokerto, zo’n vijftig kilometer ten zuidwesten van Soerabaja. Hij had net als Bakhuys een aanbod van de BPM gekregen om bij de oliemaatschappij te komen werken, maar hij wees dat af omdat hij bang was dat zijn carrière er na zijn voetbaljaren in het slop zou geraken. Dat het werk op de suikerfabriek in de maanden van de campagne al zijn tijd zou opslokken, nam hij voor lief. Voor de bescheiden en enigszins introverte Smeets was het voetbal een hobby geworden. Daarin verschilde hij wezenlijk van Bakhuys.
In Soerabaja waren de verwachtingen hooggespannen nu zich na Bakhuys nog een gerenommeerde aanvaller uit Nederland had aangemeld. De Stedenwedstrijden stonden voor de deur en voor het koningskoppel was het de gelegenheid bij uitstek om zich de presenteren en zijn reputatie waar te maken. Bakhuys maakte zijn debuut voor het bondselftal van Soerabaja in een oefenwedstrijd tegen een elftal van de Soerabajasche Kantoren Voetbal Bond (SKVB), die zijn eigen plaatselijke competitie had – uitslag 10-1. Vervolgens werd er in voorwedstrijden tweemaal tegen Semarang gespeeld. Op 4 april 1930 werd het 11-1 met vier doelpunten van Bakhuys, waarna het debuut van Smeets op 11 mei een groot succes werd: 12-3, met zes goals van Bakhuys en vier van Smeets. Hoge scores waren niet ongewoon in het plaatselijke voetbal, waarin krachtsverhoudingen tamelijk ver konden uiteenlopen. Beiden speelden ‘magistraal’, aldus het Soerabaiasch Handelsblad: ‘hun “duetten” waren stuk voor stuk sublieme staaltjes van superieur spel, van, wat wij altijd zoo gaarne van onze jongens willen zien, “spel-met-de-hersens”.’
Het hoofdtoernooi werd in het pinksterweekend, begin juni, in Semarang gehouden. Even zag het ernaar uit dat Smeets niet van de partij zou zijn, want de suikercampagne was in volle gang. Hij ontbrak dan ook in de eerste wedstrijd tegen het zwakker geachte Bandoeng. De ‘bergbewoners’ verweerden zich fanatiek. Tot zes minuten voor het einde wisten ze een gelijke stand van 1-1 vast te houden. Maar toen stortte hun verzet volledig in en de oranjehemden van Soerabaja wonnen uiteindelijk met 5-1. Bakhuys scoorde uit een strafschop, een van de gevolgen van het ruwe Bandoengse spel. Verzwakt door blessures na deze ‘Titanen-strijd’ wachtte tegen Batavia de volgende dag een zware klus. Gelukkig had Smeets zich bij zijn werkgever kunnen losweken. Hij werd op zondagochtend ijlings per auto naar Semarang overgebracht, een rit van zo’n zes uur. De stad was volgestroomd met supporters uit Soerabaja, van wie velen stuitten op gesloten loketten. Het leidde tot ongeregeldheden rond het veld, waarbij omheiningen en entreehokjes het moesten ontgelden.
Keeper Hok Gie speelde de wedstrijd van zijn leven; hij was zo onpasseerbaar als een ‘looden deur’ en stopte zelfs een penalty. De voorhoede viel enigszins tegen. Bakhuys had hinder van een tegen Bandoeng opgelopen blessure en Smeets maakte een vermoeide indruk. Niettemin behaalde het elftal een zwaar bevochten 3-1 overwinning. Bakhuys scoorde 2-1 op aangeven van Smeets. De volgende dag wachtte in Soerabaja de ongeslagen kampioenen een groots onthaal. Honderden enthousiaste supporters verzamelden zich bij het station. Daarna volgde een optocht door de stad met muziekkorpsen en fakkeldragers naar de studio van de Radio Vereeniging waar ze door de autoriteiten werden toegesproken.
In Indië werd het hele jaar door gevoetbald. Onder het motto ‘het is hier altijd warm’ deed men niet aan een zomerstop. Er was een onafgebroken stroom van vriendschappelijke wedstrijden en toernooitjes, vaak gesponsord door bedrijven, dagbladen of instellingen. De competitiewedstrijden namen daartussen een minder prominente plaats in dan in Nederland.
De voor vertegenwoordigende teams geselecteerde spelers hadden het extra druk. In augustus 1930 maakte Loh Hwa, een sterk team uit Shanghai, een tournee op Java en speelde maar liefst zestien wedstrijden. Bakhuys kwam zowel uit voor het bondsteam van Soerabaja als een Java-team, maar scoorde niet, in wedstrijden die eindigden in 2-3 en 4-4. En dan was er ook nog de competitie van de SKVB, de kantorenvoetbalbond, waarin de naam Bakhuys een paar keer in een BPM-elftal verscheen.
De eerste klasse van de SVB bestond in 1930 uit acht teams waaronder een Chinees en een Ambonees team. Voor de supporters van Thor was er geen twijfel mogelijk: met het koningskoppel in hun midden hoefden de dondergoden de titel alleen maar op te halen. Het zou anders lopen. Tot eind september kon Smeets zich niet vrij maken tijdens de suikercampagne en dat leek een negatief effect te hebben op het spel van Bakhuys. In de openingswedstrijd, thuis tegen Tiong Hoa, die met 4-0 verloren ging, toonde hij openlijk zijn irritaties over het gebrekkige en zelfzuchtige spel van zijn medeaanvallers. Het kwam hem op forse kritiek te staan van De Indische Courant die hem gebrek aan inzet verweet en waarschuwde dat, als hij niet ernstig trainde en sober leefde, hij voor de voetbalsport verloren zou gaan. Dat was een snel oordeel, een week na het grote succes in Semarang. De Indische pers schroomde persoonlijke aanvallen niet, of het nu politici of sporters betrof. Het liefst zouden de kranten zelf de opstellingen van de teams bepalen. Bakhuys bleef wisselvallig spelen en ontbrak ook enkele keren op het appèl. Het laat zich raden dat hij aanpassingsproblemen had. Zo valt op dat hij vaak in avondwedstrijden beter voor de dag kwam dan in de competitiewedstrijden die in de hete namiddag begonnen.
Hij speelde nog geen half jaar voor Thor, toen in de pers het gerucht circuleerde dat hij zich bij club en bond had laten uitschrijven. Wat er aan de hand was, is onbekend. Eind september speelde hij weer in oefenwedstrijden van het bondselftal. Pas laat in de competitie, toen er voor Thor niets meer op het spel stond, zou hij weer een koppel vormen met de teruggekeerde Smeets. Half december kon de eindstand opgemaakt worden. Thor eindigde op een vierde plaats, elf punten achter de nieuwe kampioen Excelsior. De ontgoocheling bij de supporters moet groot geweest zijn.
Kampioen met Thor
De dip in Bakhuys’ carrière duurde begin 1931 voort. In januari berichtte de pers dat de SVB hem voor drie maanden had geschorst. Hij zou zich ongepast over het bondsbestuur hebben uitgelaten. Weer weten we er het fijne niet van, maar het ligt voor de hand een verband te leggen met de schorsing van veertien dagen die zijn club tegelijkertijd kreeg wegens het spelen van een liefdadigheidswedstrijd tegen clubkampioen Excelsior zonder toestemming van de bond. Het ging om een benefietwedstrijd voor de slachtoffers van de uitbarsting van de vulkaan Merapi op Java, een ramp van ongekende omvang die aan bijna 1400 mensen het leven kostte. De schorsing van Bakhuys duurde niet de volle drie maanden. De Stedenwedstrijden stonden voor de deur en het bondsbestuur zal beseft hebben dat het met die straf ook zichzelf in de vingers sneed. Op 8 maart was hij weer ouderwets op dreef en schoot hij met vijf doelpunten zijn gram uit het lijf bij 7-1 winst in een oefenwedstrijd tegen datzelfde Excelsior.
Van herstel was niettemin nog allerminst sprake. De eindronde van de Stedenwedstrijden, dat jaar in Batavia en dus te ver voor Smeets om de ploeg achterna te reizen, werd een fiasco. Na verrassend verlies tegen Semarang schakelde Soerabaja zich uit door gelijk te spelen tegen Bandoeng. Deze stad mocht zich voor het eerst kampioen van Java noemen, dus de klassieker tussen Soerabaja en Batavia ging nog slechts om de tweede plaats. Niettemin werd de 4-0 nederlaag van de oranjehemden als een vernedering ervaren. De trotse kampioen van het vorig jaar werd vierde en laatste.
In de daarop volgende competitie verging het Thor en Bakhuys een stuk beter. Kampioen Excelsior bleek danig verzwakt door spelersverloop, een niet aflatende plaag in Indië die vooral het gevolg was van overplaatsingen en het opnemen van buitenlandse verloven. Weliswaar liep Thor mede door het ontbreken van Smeets weer een achterstand op, maar in november zette het team, onder aanvoering van een herboren koningskoppel, een eindsprint in die ertoe leidde dat het zich bij het ingaan van de slotronde half maart van het volgende jaar naast Tiong Hoa aan de kop van de ranglijst nestelde. Het lot had bepaald dat de twee rivalen daarin tegen elkaar speelden. Het werd een gevecht op het scherp van de snede waarin het publiek zich massaal tegen de hard spelende Chinezen keerde. Nadat al vroeg een van hen uit het veld gestuurd was, viel het Thor niet moeilijk de overwinning binnen te halen. Het werd 3-1, met een doelpunt van Smeets en Bakhuys elk. De club mocht zich na drie jaar opnieuw kampioen van Soerabaja noemen. De schotvaardige voorhoede had een groot aandeel in dat succes met een gemiddelde van bijna vier doelpunten per wedstrijd.
Politieke en andere incidenten
Toen de competitie van 1931 afliep, waren de voorbereidingen voor de Stedenwedstrijden van 1932 reeds in volle gang. De verwachtingen waren hoog gespannen, omdat Soerabaja aan de beurt was als gastheer. De stemming veranderde echter door een nieuw incident, nu met een politieke lading, dat de gemoederen hoog deed oplopen. Sommige bladen spraken zelfs van een ‘rassenconflict’. In oktober was aan twee Chinese kranten de toegang tot wedstrijden van de SVB ontzegd, omdat ze in hun verslagen bij voortduring het bestuur beledigd zouden hebben en, nog erger, het ‘Hollandsche nationaliteitsgevoel’ gekrenkt. De maatregel was vervolgens overgenomen door de NIVB, zodat ze ook gold voor de Stedenwedstrijden. Dat zette kwaad bloed. Een in allerijl opgericht actiecomité riep spelers en publiek van niet-Europese afkomst op de wedstrijden te boycotten. Geruchten circuleerden over intimidatie en zelfs over molestatie van een speler en van mensen op weg naar die wedstrijden. De politie greep in en arresteerde een actievoerder op beschuldiging van het aanzetten tot onrust.
Een paar dagen voor aanvang van het toernooi maakte de elftalcommissie van de SVB een selectie bekend waarin de Chinese spelers ontbraken. Vermoedelijk betrof het een voorzorgsmaatregel, want er zijn geen aanwijzingen dat Tiong Hoa of haar spelers gehoor gegeven hadden aan de boycotoproep. Vooral in defensief opzicht was de selectie verzwakt, maar dat werd gecompenseerd, zo stelde De Indische Courant tevreden vast, doordat de andere spelers extra gemotiveerd in het veld stonden. De tribunes zaten ondanks de boycot goed vol. Waar veel Chinese en inheemse toeschouwers wegbleven, vonden des temeer Europese voetballiefhebbers de weg naar het stadion. Na een 4-0 revanche op Bandoeng, won Soerabaja de sleutelwedstrijd tegen Batavia met 4-2, met twee doelpunten van Bakhuys en één van Smeets. Na afloop vierde de stad weer feest, althans het Europese deel. En het stadsbestuur haalde opgelucht adem, want ongeregeldheden waren uitgebleven. Het incident weerspiegelde de verslechterende verhoudingen in de koloniale samenleving. Geconfronteerd met het opkomende inheemse nationalisme en de repressieve maatregelen van het koloniale gezag trok de Europese minderheid zich steeds meer in eigen kring terug. Dat ging gepaard met een verdere oriëntatie op het moederland, wat mogelijk was dankzij de revolutie in het transport en de communicatie. Men kon nu telefoneren met Nederland, al was dat niet goedkoop, de brievenpost ging steeds meer door de lucht en het zou niet lang meer duren of voetballiefhebbers konden het verslag van een wedstrijd van het Nederlands elftal op de radio beluisteren.
In de Soerabajasche voetbalwereld keerde de rust spoedig terug. Tiong Hoa meldde zich voor het seizoen 1932-33 gewoon aan voor de competitie. Dat die wederom niet zonder incidenten zou verlopen, had deze keer een zuiver sportieve reden. Thor had eind oktober uit vijf wedstrijden slechts drie punten behaald. Dat lag niet alleen aan de afwezigheid van Smeets, het elftal telde om uiteenlopende redenen veel invallers. Bakhuys trad zelfs enkele keren als back en stopperspil aan. Even leek het alsof de club met winst op Tiong Hoa en Excelsior weer zijn fameuze eindsprint had ingezet. Beide tegenstanders tekenden echter protest aan tegen scheidsrechtelijke beslissingen, die door de protestcommissie werden ingewilligd. Toen de bond besloot de wedstrijden over te laten spelen, weigerde Thor, wat resulteerde in een schorsing. Uiteindelijk moest ze toch door het stof. De schorsing werd opgeheven, maar ondanks de aanwezigheid van Smeets en Bakhuys verloor het gedemoraliseerde Thor alle resterende wedstrijden in een competitie die door al deze perikelen pas half april eindigde, met Thor op de voorlaatste plaats. Excelsior, dat zich het vorig jaar ternauwernood in de eerste klasse had gehandhaafd, haalde de titel terug.
Wat niemand op dat moment kon bevroeden was dat deze pijnlijke nederlagen de laatste wedstrijden van het eens zo stralende koningskoppel in Indië waren. Bakhuys zou in oktober 1933 voor goed naar Nederland terugkeren. Financiële problemen vormden de aanleiding daarvoor. Op 12 juli sprak de Raad van Justitie te Soerabaja zijn faillissement uit, zoals gemeld in De Indische Courant. Dat hij slecht met geld kon omgaan zou ook tijdens zijn latere jaren in Nederland blijken. Het is echter de vraag of hij zonder deze problemen veel langer zou zijn gebleven. Voetbal was te belangrijk voor hem en hij vond daar in Indië onvoldoende bevrediging in.
De Stedenwedstrijden vonden begin juni in Bandoeng plaats. Kosten noch moeite werd gespaard om dit sportieve hoogtepunt tot een succes te maken. De spoorwegen zetten een extra trein in en de KNILM bediende de meer bemiddelde burgers met een extra vlucht vanuit Batavia. Voor de meeste voetballiefhebbers in de Oosthoek bleef de afstand echter te groot en zij moesten het doen met het rechtstreekse verslag op de radio. Voor het eerst werd hun nu de gelegenheid geboden daar gezamenlijk naar te luisteren om zo iets van de wedstrijdsfeer mee te proeven. Zij konden kiezen uit restaurant Hellendoorn (gratis) of het UNION-theater (24 cent, opbrengst voor het werklozencomité). Helemaal vlekkeloos ging dat overigens niet volgens het altoos kritische Soerabaiasch Handelsblad. Door een verkeerde opstelling van de microfoon werd de verslaggever vaak overstemd door het geschreeuw van de tribunes. Niet dat de luisteraars daardoor veel misten, ging de krant verder, want de verslaggever was totaal niet op zijn taak berekend en sprak zichzelf veelvuldig tegen. Mogelijk dat het de luisteraars daardoor ook ontgaan is dat de rechtsbuiten van Soerabaja ternauwernood aan ernstig letsel ontsnapte toen een vliegtuigje een dik pak reclamebiljetten op het veld dropte dat hem op een haar na miste.
De beslissende wedstrijd tegen Batavia liep uit op een teleurstelling, al vergoedde de spanning veel. Het bondsteam van Batavia was duidelijk sterker, maar captain Bakhuys zorgde middels een penalty voor een 3-2 voorsprong en pas één minuut voor tijd slaagde Batavia erin de 4-3 eindstand op het scorebord te brengen. De Soerabajasche pers uitte zich kritisch over het spel van de oranjehemden, van wie in de voorhoede, zei men, alleen Bakhuys zich wist te onderscheiden.
Tot aan zijn vertrek speelde Beb alle competitiewedstrijden, in een Thor-elftal dat zwakker leek dan in voorgaande jaren. Volgens De Indische Courant had Thor meer te lijden van de economische wereldcrisis dan andere clubs, doordat ze vanouds relatief veel nieuwkomers uit Holland aantrok en die categorie was als gevolg van de malaise ‘aan het uitsterven’. Het spel van Bakhuys kwam minder tot zijn recht. Verslaggevers zagen hem het liefst met zijn dodelijke schot in de buurt van het vijandelijke doel, maar ze constateerden met enige spijt dat hij zich steeds vaker liet terugvallen naar het middenveld.
Op 4 oktober werd hij gehuldigd, voorafgaand aan zijn afscheidswedstrijd tegen het bondsteam van Malang, waartegen hij ook drieëneen half jaar eerder zijn Indische carrière begonnen was. De voorzitter van Thor en vertegenwoordigers van de Soerabajasche en Malangse voetbalbonden spraken warme woorden. Zelf verklaarde hij dat zijn Indische jaren hem altijd bij zouden blijven en dat hij de kleuren van Thor met evenveel enthousiasme verdedigd had als vroeger die van het Zwolse ZAC. Maar op de wedstrijd die volgde zal hij met andere gevoelens teruggekeken hebben, ongeveer zoals 45 jaar later Johan Cruijff. Thor verloor met 7-0. Volgens het Soerabaiasch Handelsblad had een eerreddende tegengoal kunnen ontstaan uit een penalty, maar ‘der traditiegetrouw om in friendly games geen strafschoppen te benutten, schoot Bakhuys den bal opzettelijk keihard naast’. De pers noemde zijn vertrek een groot verlies, hij was ‘de ziel van het blauw-witte team’, aldus De Indische Courant.
Een paar dagen later deed Bakhuys nog mee in de competitiewedstrijd tegen Mena Moeria en werd hij in de pauze opnieuw door enkele voetbalautoriteiten toegesproken, onder wie de voorzitter van de NIVB. Ook die wedstrijd, hoewel gewonnen door Thor, zou Bakhuys niet gauw vergeten. Nadat een speler van de Ambonese club uit het veld was gestuurd overstroomde het publiek het terrein en mishandelde enkele Thor-spelers en bestuursleden. Bij zijn terugkeer in Nederland noemde Bakhuys, die zelf ongedeerd bleef, deze knokpartij als voorbeeld dat in Indië de gemoederen rond het veld gemakkelijk oververhit raakten.
‘Bakhuys komt terug. En Z.A.C. juicht!’ kopte Het Volk, nog voordat de oud-international zich ingescheept had. Het dagblad ging ervan uit dat hij weer voor zijn oude liefde zou kiezen, ook al was de Zwolse club inmiddels gedegradeerd. De krant herinnerde eraan dat hij een jaar eerder, toen ZAC degradatiewedstrijden moest spelen, schertsend had gezegd ‘per Oostinje-vlieger’ even over te komen om mee te spelen. Inderdaad troffen de sportverslaggevers hem op zondag 5 november ‘bibberend van kou’ aan op de tribunes van ZAC, na een lange reis met het S.S. Conte Ross naar Venetië en vandaar per vliegtuig over Berlijn naar Schiphol. Gretig tekenden ze zijn meningen op over het voetbal in Indië. Over het spelpeil liet hij geen misverstand bestaan: ‘Een wedstrijd tusschen Holland en Indië zou werkelijk op een fiasco uitloopen voor het Indische spel.’ In tactisch en fysiek opzicht kwamen de meeste spelers nog veel tekort. Vooral de Javanen en Chinezen waren onverbeterlijke dribbelaars. ‘In Holland laat men den bal het werk doen en de Javaan doet het net andersom!’ En de Chinese voetballers hielden er ‘vele en meestal onzichtbare geniepigheden’ op na. Tot slot verklaarde hij niets liever te willen dan zo snel mogelijk weer op het veld te staan.
Die wens ging reeds enkele dagen later in vervulling toen ZAC in het kader van haar veertigjarig jubileum een wedstrijd tegen de oud-internationals speelde. Op 19 november al trad hij aan in zijn eerste competitiewedstrijd, tegen Rigtersbleek. Uiteindelijk zou hij een groot aandeel hebben in de terugkeer van het elftal naar de eerste klasse. Op 11 maart 1934 speelde hij tegen België voor het eerst weer een interland: 9-3 met twee doelpunten, waaronder zijn beroemde zweefdoelpunt.
Bij het ingaan van het seizoen 1935-36 keerde hij terug in een ander nest uit zijn jeugd, dat van het Haagse HBS. Maar ook die club zou niet lang van haar schutter genieten. Bakhuys raakte in opspraak toen de KNVB hem ervan verdacht de amateurbepalingen te hebben geschonden. Bij een plotselinge overschrijving naar de Venlose tweedeklasser VVV in de lente van 1937 waren duistere constructies in het spel, die waarschijnlijk bedoeld waren om persoonlijke financiële problemen op te lossen. De KNVB beschouwde hem als beroepsvoetballer. Later dat jaar werd hij werkelijk prof, bij de Franse club FC Metz. Sindsdien was hij voor het Nederlandse voetbal verloren. In de Tweede Wereldoorlog verbleef hij als dwangarbeider in Leipzig en in 1947 kwam er in Frankrijk een einde aan zijn eens zo glansrijke voetballoopbaan. Met 28 doelpunten in slechts 23 interlands zou hij nog jaren de topscorerslijst van Oranje aanvoeren. Beb Bakhuys overleed op 7 juli 1982 in Den Haag.
Koningskoppel even herenigd
Smeets keerde Indië niet de rug toe, maar na het vertrek van Bakhuys zou hij veel minder wedstrijden gaan spelen. Hij speelde nog incidenteel bij Thor, maar kwam niet meer uit in het Stedentoernooi. Hij speelde graag een partijtje biljart in de sociëteit en in het wedstrijdbridge reikte hij zelfs naar de Indische top. Op 22 mei 1935 scheepte hij zich met vrouw en twee kinderen in op het M.S. Dempo met bestemming Rotterdam. Hij zou tot begin december in het vaderland blijven en in die maanden spelen voor zijn oude club HBS. Zo maakten Bakhuys en Smeets eind augustus gebroederlijk hun hernieuwde debuut bij de Haagse club, tijdens het AROL-toernooi van het Amsterdamse AFC. De pers was natuurlijk nieuwsgierig naar zijn ervaringen en toekomstplannen. Smeets uitte zich een stuk positiever over Indië dan Bakhuys en liet er geen misverstand over bestaan dat hij na zijn verlof ‘met het grootste genoegen’ zou terugkeren. Hij had op Java ‘een best leven’ en er werd ‘lang niet slecht’ gevoetbald. Het koppel zou in de eerste vijf wedstrijden van de competitie de aanval van HBS leiden, met wisselend succes.
Met Thor ging het inmiddels niet erg goed. Na zes wedstrijden stond het in de nieuw gevormde Hoofdklasse onderaan. Het Soerabaiasch Handelsblad sprak de hoop uit dat de terugkeer van Smeets de club wellicht voor de laatste plaats kon behoeden. Dat lukte ternauwernood. Ironisch genoeg sleepten de Soerabajasche neefjes van het Haagse HBS dat jaar de kampioenstitel in de wacht. Smeets zou tot aan de Japanse bezetting in Modjokerto blijven wonen. Maar het combineren van werk met voetbal ging hem steeds moeilijker af. Na nog één seizoen hield hij het voor gezien. De kranten maakten geen melding van een officieel afscheid. Wel zou hij nog in 1938 in het nieuws komen naar aanleiding van de eerder genoemde reünie van oud-HBS’ers, die hij in Soerabaja organiseerde.
Tijdens de oorlog werd Smeets door de Japanners geïnterneerd in een kamp in Bandoeng, waar hij als ziekenverzorger te werk werd gesteld. Na de bevrijding werd hij herenigd met zijn gezin. Het liefst was hij in Indië gebleven, maar terugkeer naar Modjokerto bleek te gevaarlijk. In 1946 kwam het gezin terug naar Nederland, waar Smeets werk vond in de Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek te Delft. In 1953 werd hij benoemd tot erelid van HBS. Hij overleed op 14 maart 1961, nog pas 56 jaar oud.
Bronnen
Berretty, W. 40 jaar voetbal in Ned. Indië 1894-1934. Soekaboemi: Berretty, 1934.
Dam, J. van (ed.), e.a. 100 jaar HBS, Houdt Braef Stant. ’s-Gravenhage: HBS, 1993.
Verkamman, Matty, Henri van der Steen en John Volkers. De internationals: de historie van Oranje. Amsterdam: Weekbladpers/Voetbal International, 1999.
Verkamman, Matty. ‘Beb Bakhuys, van volksheld tot paria.’ Trouw (3 mei 1999).
Dag- en weekbladen uit Nederland en Nederlands-Indië via www.delpher.nl.
‘Dutch East Indies – Football History’. Website van de Rec. Sport.Soccer Statistics Foundation (prepared and maintained by Karel Stokkermans), op http://www. rsssf.com/tablesi/indiechamp.html#about http://nl.wikipedia.org/wiki/Beb_Bakhuys
Gesprek en correspondentie met de zoon van Felix Smeets: Felix Smeets Jr.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.