23 jan Wielerballingen in Zuid-Amerika
Na de Zesdaagse van Buenos Aires, juni 1940, wordt het duidelijk dat terugkeren naar Europa op korte termijn een illusie is.
WIELERBALLINGEN IN ZUID-AMERIKA
Door: Ruurd Edens en Wim Zonneveld
In maart 1940 vertrekken de Brabanders Frans Slaats en Frans van den Broek naar Buenos Aires om in Argentinië te gaan wielrennen, onder andere in de zesdaagse van de hoofdstad. Door de bezetting van Nederland in mei wordt hun terugkeer verhinderd. Aanvankelijk kunnen ze zich nog redden met wedstrijden, vaak met de Vlamingen Roger Deneef en Stan Huys als maten, maar financiële problemen, heimwee en zorgen om de situatie in Europa eisen hun tol. In 1942 scheiden zich hun wegen. Slaats blijft rijden in Zuid-Amerika, maar Van den Broek wordt na een militaire opleiding in de Verenigde Staten onderdeel van het oorlogsgeweld. Bij hun terugkeer in Nederland wachten droeve tijdingen.[1]
In de haven van Marseille gaan elf mannen aan boord van het Franse stoomschip de Campana. Het is 17 maart 1940. Ze hebben ieder een koffer bij zich, maar de belangrijkste bagage hebben ze al afgegeven: hun racefietsen staan veilig opgeborgen in het ruim. De reis gaat naar Buenos Aires in Argentinië, vanuit een Europa waarin de spanning aan het oplopen is. Duitsland heeft Oostenrijk geannexeerd en is op 1 september 1939 Polen binnengevallen. Engeland en Frankrijk hebben Hitler de oorlog verklaard. Het continent zet zich schrap.
De reis is er een met grote risico’s. Iedereen weet dat Duitse U-boten in de oceaan actief zijn. Toch wagen de renners het er op, veel keus hebben ze trouwens niet.
Wielrennen in Argentinië
De elf renners vormen een internationaal gezelschap, met leden uit België, Italië, Frankrijk, Spanje, Engeland en Nederland. Ze kennen elkaar goed, de afgelopen jaren hebben ze overal op het continent strijd met elkaar geleverd in velodrooms. Maar door de oorlogsdreiging hebben ze aanzienlijk minder werk, dus het aanbod om in Zuid-Amerika te komen rijden was meer dan welkom.
Argentinië is een sportminded land; het is gek van voetbal en in de hoofdstad en omgeving zijn er tal van poloclubs. De baansport is populair. De zesdaagse van Buenos Aires wordt sinds 1936 verreden en elk jaar zijn er Europese deelnemers geweest.[2] De aflevering van 1939 is gewonnen door de Vlaamse pistier Camiel Dekuysscher, samen met de plaatselijke favoriet Martin-Remigio Saveedra.[3] Het Argentijnse publiek kijkt reikhalzend uit naar de komst van nieuwe, gerenommeerde Europeanen. Ze zullen een welkome aanvulling zijn op de eigen renners, op wie men een beetje uitgekeken raakt.
Twee Nederlanders, allebei Frans geheten, maken deel uit van de groep van elf. Frans Slaats (27) uit Waalwijk heeft een aanzienlijke staat van dienst op de baan. Hij is een tempobeul, die de afgelopen jaren meer dan 300 overwinningen heeft behaald in koppelwedstrijden en zeges in de zesdaagsen van Amsterdam, Kopenhagen, Antwerpen, Gent en Brussel, met Jan Pijnenburg en Kees Pellenaars als partners. In 1937 was hij een maand lang in het bezit van het werelduurrecord. Op de supersnelle Vigorelli-baan in Milaan legde hij op 29 september 45 kilometer en 558 meter af.[4] De Fransman Maurice Archambaud pakte het wel twee maanden later terug, met zo’n 300 meter meer.
De plaatselijke organisatie had Slaats liever gekoppeld aan bekendere renners als Cor Wals of Pellenaars. Als blijkt dat die voor dezelfde periode al lucratieve contacten hebben afgesloten in België, waar ze niet vanaf willen voor een ongewis Zuid-Amerikaans avontuur, zet Buenos Aires de zaak zelfs op scherp: ‘Als degenen, die wij vragen niet willen komen, dan maar niemand’, laten zij per telegram weten. Maar als niet alle beoogde Engelse rijders door de oorlogssituatie kunnen overkomen, komen de zaken anders te liggen.
Slaats’ partner wordt daarom Frans van den Broek uit Eindhoven (26), een verdienstelijk coureur die zich op baan en weg vooral in Brabant een aardige reputatie heeft verworven. Hij vormde vaak een duo met Louis van Schijndel uit Beek en Donk, maar die is gestopt omdat hij geen zin had om nog voor een broek en een trui rondjes te rijden.[5]
De twee Belgen
De Nederlanders zijn blij om in Marseille ook de Vlamingen Roger Deneef en Constant Huys aan te treffen. Ze spreken dezelfde taal en trekken met elkaar op. Deneef (34) is een gerenommeerd pistier uit Lokeren. Met verschillende partners heeft hij zesdaagsen in Brussel, Keulen en Berlijn op zijn naam geschreven. Men kent hem ook in Nederland; op de Olympische baan in Amsterdam heeft hij podiumplaatsen behaald. Huys (29) uit Heffen bij Antwerpen is een bescheidener coureur die in eigen land enkele kleine achtervolgingswedstrijden heeft gewonnen. Op de weg was hij in 1933 derde bij het nationaal kampioenschap in Brasschaat. Zijn grootste wapenfeit is het nationaal uurrecord dat hij eind oktober 1937 vestigde, ook op Vigorelli: 43 kilometer en 710 meter – pas in 1949 wordt het verbeterd.[6]
De elf die zich klaarmaken voor de zeereis beseffen aan een gewaagd avontuur te beginnen. Gedurende drie weken zitten ze op elkaars lip en soms ontstaan er irritaties, want de politieke actualiteit blijkt niet op de kade in Marseille te zijn achtergebleven. Vooral Van den Broek en de Italiaan Bruno Loatti hebben het regelmatig aan de stok. Loatti is een overtuigd fascist en dat laat hij merken ook. Wanneer hij zich een keer minachtend uitlaat over koningin Wilhelmina, wil Van den Broek hem aanvliegen en moeten anderen tussenbeide komen. De Nederlander neemt zich voor om die Italiaanse extremist dan maar later op de wielerbaan sportief te vernederen.[7]
Op 11 april legt hun schip eindelijk aan in Buenos Aires. Daar staan wielerfans en journalisten te wachten op de Europese vedetten. Radiostations duwen hen microfoons onder de neus. Ook Slaats en Van den Broek mogen iets zeggen tegen de luisteraars. Ze spreken geen woord Spaans, maar het publiek zal wel begrijpen dat ze het fijn vinden om in Argentinië te zijn en dat ze zich verheugen op de komende koersen.
De coureurs worden naar hun hotel gebracht, waar ze twee Deense deelnemers treffen, alsook de 34-jarige Gottfried Hürtgen uit Keulen. Die heeft veruit de meeste ervaring van de groep, als winnaar in Buenos Aires in 1937 en derde in 1939. Diezelfde avond al krijgt de felle Van den Broek het bij het eten met hem aan de stok. De Nederlander laat zich terloops ontvallen dat zijn moeder hem heeft geleerd dat de beste Duitser altijd nog een paardendief is. Hürtgen is witheet, en echt gezellig wil het aan tafel niet meer worden. Hoog tijd dat de renners gaan doen waar ze voor gekomen zijn: fietsen.
Wedstrijden
De renners trainen hard, want op 5 mei staat het eerste evenement op het programma: een serie baanwedstrijden in de Argentijnse hoofdstad. Staats blijkt zich snel in vorm te hebben gereden. Hij klopt Deneef in een achtervolging en wint een koppelkoers met de Fransman Wambst. Van den Broek wordt tweede met de Italiaan Bertola.
Vijf dagen later vallen thuis de Duitsers Nederland binnen. Berichten erover en over de daarop volgende bezetting bereiken Zuid-Amerika mondjesmaat. Het consulaat in Buenos Aires geeft de beschikbare informatie door aan de landgenoten in de stad. Slaats en Van den Broek maken zich vanzelfsprekend grote zorgen, maar voorlopig zit er niets anders op dan te blijven fietsen. Zo snel mogelijk een boot terug nemen wordt ze door het consulaat afgeraden, veel te gevaarlijk. Over niet al te lange tijd zal het sein ‘veilig’ wel worden gegeven, en dan kunnen ze zich weer bij hun familie voegen.
Op 13 juni 1940 start de Zesdaagse van Buenos Aires, het evenement waar de Europese renners vooral voor zijn aangetrokken. Het stadion in het Luna Park zit stampvol en het publiek geniet van de koersen. Niet dat de wedstrijd erg spannend is: de Duits-Italiaanse combinatie Hürtgen-Di Paco is oppermachtig en wint met zeven ronden voorsprong. Vooral Rafaele di Paco levert zijn bijdrage; hij is een razendsnel sprintertje, dat al meerdere etappes in Giro en Tour op zijn naam heeft staan. Geen toeval, die overmacht, meent Van den Broek. De Argentijnse organisatoren, in een land vol Duitse en Italiaanse immigranten, maken vooraf duidelijk dat het niet de bedoeling is dat het de vertegenwoordigers van de as Rome-Berlijn al te moeilijk zal worden gemaakt.
Hoewel hij graag met Slaats had gereden, krijgt Van den Broek een Argentijnse koppelgenoot toegewezen zonder enige baanervaring. Maria Stefani is een jongeman ergens uit het binnenland en Van den Broek weet zich bij de start al kansloos. Toch voelt hij nog enige voldoening wanneer hij Bruno Loatti tot drie maal toe in een onderling sprintje klopt.
Slaats heeft Maria Mathieu als maat, een jonge, 23-jarige Argentijn die aan het begin staat van een succesvolle carrière. Maar Frans wordt al op een van de eerste dagen in de hekken gereden en valt op zijn knie. De dokter schrijft een dag rust voor en daarna doet hij in feite buiten mededinging mee.
Deneef en Huys treffen het iets beter. Ze mogen als koppel rijden en ondanks dat Deneef na een valpartij met een lichte hersenschudding rondrijdt, eindigen ze als derde. Hürtgen trekt op de slotdag een smetteloos nieuw tricot aan om zijn zege extra luister bij te zetten. Op zijn borst prijkt een groot hakenkruis.
Overleven in Zuid-Amerika
Het wordt inmiddels duidelijk dat voor de renners terugkeer naar Europa op korte termijn een illusie is, voor de Nederlanders en Belgen, maar net zo goed voor de rest. Er zit niets anders op dan de situatie te accepteren en er in Zuid-Amerika het beste van te maken. Ze slagen erin brieven naar thuis te krijgen, weliswaar zeer onregelmatig en met grote vertraging, maar toch. Via de familie publiceren de kranten regelmatig de inhoud daarvan. Frans Slaats schrijft enthousiast over zijn avonturen en laat weten dat hij en de anderen mogelijk ook in Chili en Peru gaan rijden. Hij mist Brabant enorm en beseft natuurlijk wel dat zijn familie het onder het Duitse juk zwaarder heeft dan hij.
Om de kosten te drukken delen de Nederlanders en Belgen in hun hotel in Buenos Aires een huishouden. 1941 breekt aan: in Argentinië wordt vooral op de weg gekoerst. De Europeanen komen in diverse wedstrijden in en rond Buenos Aires aan de start. Vaak is Di Paco de snelste, maar ook Roger Deneef onderscheidt zich met enkele ereplaatsen. In april 1941 krijgt zijn vrouw in Lokeren eindelijk weer eens een teken van leven. Deneef heeft last van heimwee; hij heeft zijn vrouw en zijn vier kleine kinderen nu al een jaar moeten missen. Hopelijk komt er snel een einde aan die oorlog, want hij voelt zich schuldig dat zijn vrouw er bij de opvoeding en zorg van de kleintjes alleen voor staat.
Ondertussen worden wedstrijden schaarser en de inkomsten lopen daarmee terug. De bevolking heeft wel wat anders aan het hoofd dan zesdaagsen en omniums. Uit een volgende brief van Slaats blijkt dat het avontuur in Chili en Peru uiteindelijk niet is doorgegaan. Het hotel begint te duur te worden en de vier dreigen een ander onderkomen te moeten zoeken.
Deneef verzint een list en biedt de eigenaar aan om het hele gebouw te schilderen en te behangen. De coureurs mogen in ruil voor hun werk drie maanden gratis logeren. Als de renners uiteindelijk toch op straat komen te staan, heeft een Belgische familie in Buenos Aires nog wel wat ruimte over en biedt gratis onderdak aan. Dat scheelt enorm, maar er moet toch ook nog ergens van geleefd worden.
De Nederlanders verkopen hun fietsen en Slaats solliciteert bij een slachterij. Als jongen was hij ooit slagersknecht en iemand met ervaring kan de eigenaar wel gebruiken. Het is zwaar en smerig werk, slecht betaald, maar zodra het kan, koopt Frans zijn fiets terug om mee te kunnen doen aan de wielrenwedstrijden die er nog worden georganiseerd, soms door de Europese renners zelf. Uit de uitslagen die Europa bereiken, blijkt dat Slaats en Huys regelmatig in de prijzen rijden. In 1943 worden ze samen derde in de zesdaagse van Buenos Aires, en een jaar later wint Slaats het evenement zelfs, nu met Di Paco. Het is de grootste overwinning van zijn Zuid-Amerikaanse verblijf. Huys is weer derde, nu met Bertola. Maar er valt wel iets op: Van den Broek en Deneef komen niet meer in de klassementen voor. Wat is er met deze twee gebeurd?
Oorlogsheld Roger Deneef
Pas na de oorlog wordt het precies duidelijk hoe het Van den Broek en Deneef is vergaan. Deneef en Huys blijken al in 1941 via hun consulaat te zijn opgeroepen voor militaire dienst. Deneef komt door de keuring, Huys niet. Hem rest nu niets anders dan in Argentinië te blijven, op hoop van zegen.
Deneef vertrekt met een Noors schip naar Canada en vandaaruit reist hij na een militaire basistraining in 1942 naar Schotland voor een opleiding tot parachutist bij het Belgian Parachute Squadron.[8] In juli 1944 wordt hij boven Frankrijk gedropt en een maand later helpt hij mee bij de bevrijding van zijn land. Eenmaal wordt hij herkend door een verzetsstrijder: ‘U ben toch een van die zesdaagserenners, niet?’ ‘Juist’, antwoordt Deneef, ‘maar daar gaan we het hier nu niet over hebben, we zijn hier voor andere zaken.’
Bij een actie in het bos van Bievre in Belgisch Luxemburg lokken Deneef en zijn mannen een Duitse patrouille in een hinderlaag. Ze doden vierentwintig Duitsers en vernietigen een munitietransport. Koning Boudewijn onderscheidt hem in 1947 voor deze daad met het Oorlogskruis met Pluimen. Deneef probeert het na de oorlog nog even als renner, maar hij is dan te oud. Mede dankzij zijn reputatie als oorlogsheld kan hij schepen van Sport, Toerisme en Feestelijkheden worden in Lokeren. Twee van zijn zoons rijden ook koersen en jarenlang zal Roger onder meer een na-Tourcriterium in zijn gemeente organiseren. Hij overlijdt 85 jaar oud in 2001 als een zeer gezien man. In Lokeren wordt nog jaarlijks de Ereprijs Roger Deneef verreden.[9]
Slaats en Van den Broek
Ook de Nederlanders hebben zich in Buenos Aires in 1942 aangemeld voor krijgsdienst. Van den Broek komt door de keuring, maar Slaats niet. Het waarom blijft duister. Met Constant Huys als maat brengt Slaats de resterende oorlogsjaren in Argentinië door.
Van den Broek meldt zich bij de geallieerde luchtmacht, maar die kan hem tot zijn grote spijt niet gebruiken. Frans heeft geen middelbare schooldiploma en moet genoegen nemen met een plaats bij de Prinses Irene Brigade in de Verenigde Staten, waarbij hij vooral ceremoniële taken moet verrichten. Dat is zeer tegen zijn zin, maar tegen het einde van de oorlog is hij toch in de marine betrokken bij de begeleiding van koopvaardijschepen over de oceaan.
Na de bevrijding keert Van den Broek terug in Nederland en pas dan hoort hij dat zijn zuster de oorlog niet heeft overleefd. Hij rijdt met Pellenaars de zesdaagse van Zürich, maar beleeft nog maar weinig plezier aan het wielrennen en houdt er snel mee op. Een mooi moment voor hem is dat hij in juli 1946 in Bayeux aan de Franse kust, een van de grote landingsplaatsen van D-Day, van de burgemeester een fakkel krijgt uitgereikt die hij vandaar met een groep stadgenoten fietsend naar Eindhoven brengt.[10] Hij werkt jarenlang op de postkamer van Philips en overlijdt in 2005 op 91-jarige leeftijd.
Frans Slaats keert pas eind 1945 terug in Waalwijk. Hij had gehoopt zijn familieleden weer in de armen te kunnen sluiten, maar het lot heeft anders besloten. Vier van zijn broers zijn na de liquidatie van een NSB’ er in 1944 door de Duitsers als represaillemaatregel opgepakt en naar concentratiekampen afgevoerd. Ze hebben het niet overleefd. Ook een van zijn zusters is tijdens de bezetting overleden.[11]
Slaats denkt nog even aan voortzetting van zijn wielercarrière, maar nee. Hij is enkele jaren vertegenwoordiger van Magneet-fietsen en lid van de sportcommissie van de Nederlandse Wieier Unie. Op 80-jarige leeftijd overlijdt hij in 1993. De stad Waalwijk is hem nog niet vergeten. Bij de gemeente ligt een voorstel om een straat naar hem te noemen.[12]
Noten
[1] De reconstructie in dit artikel is voornamelijk gebaseerd op krantenartikelen uit de relevante periode, geraadpleegd via www.delpher. nl, vooral uit de regionale pers: Nieuwe Tilburgsche Courant, Noordbrabantsch Dogblad, Limburger Koerier; brieven van de beide Brabantse renners werden hierin inhoudelijk geparafraseerd. Daarnaast werden Utrechtsch Nieuwsblad, Utrechtsch Volksblad, Rotterdamsch Nieuwsblad, De Telegraaf en Het Volk gebruikt.
[2] Al in januari 1902 rijdt (en wint) de topsprinter Louis Grogna uit Seraing in Buenos Aires. Hij ontmoet er de Al in januari 1902 rijdt (en wint) de topsprinter Louis Grogna uit Seraing in Buenos Aires. Hij ontmoet er de jonge wielrenner Lucien Mazan, zoon van een Franse immigrantenfamilie, die zich dan al ‘Petit-Breton’ noemt. Als Lucien terugkeert naar Frankrijk voor militaire dienst, schrijft Louis voor hem een aanbevelingsbrief, die overgeleverd is. De rest is geschiedenis (zie ‘Louis Grogna‘ op Wikipedia).
[3] Zie hier voor de geschiedenis van de zesdaagse van Buenos Aires.
[4] Zie hier voor een uitgebreide levensbeschrijving van Frans Slaats. ‘Frans Slaats. Die middag in Milaan’ is een artikel van Peet Kappen over de verbetering van Slaats’ werelduurrecord in 1937. Het verscheen in Helden. Wielersport in Brabant #1 (winter 2007).
[5] ‘1931-1947 Eindhoven. Frans van den Broek vooraan op weg en baan’; blog van Piet Gijsbers bij Foto 60.
[6] Details over de wielercarriéres van Deneef en Huys zijn te vinden op www.cyclingarchives.com.
[7] Een tweedelig interview met Frans van den Broek over zijn persoonlijke belevenissen en indrukken verscheen in De Waarheid (8 en 10 november 1945). Op hoge leeftijd nogmaals in Eindhovens Dagblad (12 januari 1995).
[8] Zie hier voor een gedetailleerd artikel over Deneefs oorlogsbelevenissen door een anonieme auteur op.
[9] Het Stadarchief van Lokeren herbergt een knipselmap over Roger Deneef, die voor dit artikel is geraadpleegd; met dank aan stadsarchivaris Nico van Campenhout.
[10] Bij den engel van Bayeux. De fakkel is op weg.’ In: Eindhovens Dagblad (17 juli 1946).
[11] Cor Wals, die aanvankelijk door de organisatoren in Buenos Aires voor de trip was uitgenodigd, was in de Tweede Wereldoorlog SS’er, Oostfrontstrijder en kampbewaker. Zijn levensbeschrijving is hier te vinden.
[12] Openbare Collegebesluiten Gemeente Waalwijk (7 april 2015), hier online.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.