’In de rust zocht Kopa mijn vader op en vroeg hem vriendelijk wat minder fel te spelen.’
Arie de Vroet: geen woorden, maar daden
Peter van der Meeren
Arie de Vroet was een ras-Feijenoorder: voor, in en na de Tweede Wereldoorlog. Geen woorden, maar daden. Zijn daadkracht resulteerde onder andere in 22 interlands en een late profcarrière in Frankrijk. Vrijwel onbekend zijn de daden die Arie de Vroet in de oorlog tegen de bezetter verrichtte, waar hij zelden over sprak. Niet voor niets werd hem het Verzetsherdenkingskruis toegekend.
Arie de Vroet was niet meteen een voetballer voor wie de mensen in grote aantallen naar de stadions holden, maar zonder spelers van zijn kaliber zouden ‘sterren’ als Kick Smit, Faas Wilkes en Abe Lenstra nooit hebben geschitterd. De bescheiden, serieuze De Vroet debuteerde eind 1936 in het eerste van Feijenoord en speelde twee jaar later zijn eerste interland. Het had alles te maken met zijn techniek, inzicht, inzet, hardheid en persoonlijkheid, dat Arie de Vroet 230 keer uitkwam voor de Rotterdamse club, prof werd in Frankrijk en in vijftien van zijn 22 interlands de aanvoerdersband droeg. In 1978 maakte De Vroet als assistent-bondscoach zijn tweede WK mee, wat laat zien dat hij ook als trainer-coach uit het juiste hout gesneden was.
De razzia-wedstrijd
Arie de Vroet had al drie interlands gespeeld, toen hij zich met het regioteam van Nederland-West op 21 mei 1944 meldde in Sneek voor de ontmoeting met Noord. De wedstrijd zou eindigen in een 0-1 overwinning voor West, maar werd overschaduwd door een Duitse razzia, waarbij 21 toeschouwers werden opgepakt.[1] Twee van hen hebben hun arrestatie moeten bekopen met de dood. Honderden toeschouwers wisten te ontkomen, mede dankzij de hulp van de bij Noord meespelende Heerenveen-aanvallers Frans Wuijts en Abe Lenstra. Zij gaven twee supporters hun spelerskoffertje mee, waardoor zij ongehinderd langs de Duitse controlepost kwamen.
De Vroet en Lenstra waren bevriend. Dat blijkt onder meer uit een brief, gedateerd 30 juni 1949, die in het bezit is van Arie’s zoon Leo. Daarin nodigt Lenstra (ook namens zijn vrouw) ‘Beste Arie en Mevr. De Vroet’ uit om een paar weken naar Friesland te komen ‘om eens weer wat op te knappen’. Dit omdat ‘zoals ik van Arie hoorde, mevrouw een tijdje rust moet houden’.
Arie was in november 1943 in Rotterdam getrouwd met ‘Co’ Kroeze en de twee voetballers hadden elkaar eerder dat jaar ontmoet bij het Nederlands elftal, voor de duels met Frankrijk (4-1 zege) en Denemarken (1-2 overwinning, openingsdoelpunt Lenstra). De wedstrijd tegen de Fransen werd op 23 april voor 64.000 toeschouwers gespeeld in De Kuip, Arie’s thuisstadion in Rotterdam. ’Ik weet dat Abe toen op bezoek is geweest en bij ons heeft overnacht’, aldus Leo de Vroet in een gesprek, gevoerd voor 21 Man Naschrift (zie het kadertje verderop). In de genoemde brief laat Lenstra weten: ‘[M]evrouw Co de Vroet hier kunt rusten zoveel U wilt, U kunt de bos in gaan, U kunt met mijn vrouw als U trek hebt wat gaan zeilen om wat van de zon te genieten, kortom U kunt alles doen wat best voor U is. Mocht U hier iets voor voelen, schrijft U ons gerust, en wij zullen goed voor U zorgen, zoals U destijds voor ons gezorgd hebt in Rotterdam. Mocht Arie mee kunnen komen, laat hem gerust dat dan doen’.
Arie’s jeugd
Arie de Vroet werd op 9 november 1918 geboren in Oud-Beijerland. Kort daarna verhuisden zijn ouders Leendert en Everdina de Vroet naar Rotterdam, om daar een winkeltje te beginnen. ‘Mijn oma bestierde de zaak, waar werkelijk van alles werd verkocht’, vertelt Leo de Vroet. ‘Warm water, klompen, kolen, huishoudelijke artikelen, rijst, tabak, noem maar op. Opa verdiende de kost als havenarbeider.’ Moeder Everdina schonk op 19 mei 1922 het leven aan een tweede zoon, Adrie. ’Hij was een getalenteerd keeper’, aldus Leo.
Leo vertelt ook dat zijn vader als het ware met de bal geboren werd. ‘Hij kon nog amper lopen, toen hij al op de tafel stond met een bal en de theekopjes eraf schopte. Papa was goed in meer sporten. Hij kon ook prima schaatsen. Niet alleen snel, hij kon ook kunstschaatsen. Hij sprong over zeven sleeën tegelijk heen. Wielrennen kon hij eveneens goed. Op zijn gewone fiets hield hij mannen op “echte” racefietsen bij. Later raakte hij bedreven in biljarten. In het “libre” draaide hij voor series van veertig caramboles zijn hand niet om. Abe was ook gek van biljarten, ze hebben samen heel wat partijen gespeeld.’ In het familieboek De Vroed(t)en, leven en herleven vertelt Arie zelf uitgebreid over zijn leven. Het boek verscheen in 2009 in een oplage van 150 exemplaren en is geschreven door familielid Lex de Vroedt.
Arie vertelt in het familieboek over zijn talent voor schaatsen: ‘Een man van de schaatsbond ontdekte mij en ik kon worden uitgezonden naar Davos voor een trainingskamp. De helft van de kosten zou de bond betalen en mijn ouders moesten de andere helft bijdragen. Vader was toen werkloos, dus dat was gauw verteld!’ Vanwege geldgebrek zat ook een racefiets er niet in voor Arie, maar hij mocht op dertienjarige leeftijd wel lid worden van Feijenoord. ‘Dat ging niet zomaar. Door onder andere rabarber langs de deur te verkopen, verdiende ik zelf het “inleggeld” en de kosten van shirt, broekje en kousen. De rabarber haalde ik bij een boer. Ik kocht ze voor een halve of hele cent en verkocht ze voor twee cent. Ik deed dit voor en na schooltijd. Ik ging ’s morgens al om vijf uur naar de boer.’
Bij Feijenoord
Op 27 maart 1937 werd De Kuip in gebruik genomen met een wedstrijd tegen Beerschot uit Antwerpen, die door de Rotterdammers met 5-2 werd gewonnen. Arie speelde niet mee, maar had al wel eerder in het eerste gedebuteerd. Zijn eerste optreden, als linksbinnen, kon de goedkeuring van de schrijver van het clubblad amper verdragen: ‘De Vroet blijkt meer en meer door zijn gebrek aan tempo en zijn voorliefde voor peuterig spel belemmerend in de aanval te werken. Bovendien is hij al door zijn kleine gestalte in de aanval tegen de meestal stoere backs in het nadeel. Terwijl deze speler, die het spel door en door kent, misschien een goede plaatsvervanger voor Van Heel zal blijken te zijn’. Met Van Heel wordt de legendarische Puck van Heel bedoeld, de linksbenige speler die 322 keer uitkwam voor Feijenoord en 64 keer werd opgeroepen voor het Nederlands elftal.
De Vroet bleek zich als ‘kanthalf’, middenvelder, veel beter op zijn gemak te voelen en veroverde in die hoedanigheid snel een vaste plaats. Hij maakte deel uit van het Feijenoord-team dat in 1938 voor de eerste maal landskampioen werd en maakte op 23 oktober 1938 zijn debuut voor het Nederlands elftal. In Kopenhagen werd voor 21.000 toeschouwers 2-2 gespeeld tegen Denemarken.
Arie werd een bekende Rotterdammer. Uit het familieboek: ‘Mijn vader speelde er handig op in. Hij spijkerde een groot bord op de zaak met de tekst: “De Vroet Levensmiddelenbedrijf.” Het trok veel klanten. […] Mijn vader vroeg me een keer vlak voor een hele belangrijke wedstrijd of ik voor 300 kaarten kon zorgen voor de klanten van de winkel. Ik geloof dat we toen tegen Arsenal moesten spelen. De wedstrijd was uitverkocht. Ik naar een loket bij het Feijenoord-stadion. De man aan het loket kende mij niet eens. Ik vroeg hem 300 toegangskaarten. De man schrok zich rot. Hij zei: je kunt er één of twee kopen, niet meer. Ik werd kwaad en voelde mij een beetje beledigd. De man vroeg: wie denk je wel wie je bent? Ik antwoordde: wie denk je wie je voor je hebt? Ik ben Arie de Vroet en als ik de kaarten niet krijg, dan speel ik niet meer voor Feijenoord, dan vraag ik overschrijving aan naar Sparta. Ik kreeg mijn kaarten. […] De klanten die de kaarten kregen, waren erg blij. Ik had er bij de verkoop een dubbeltje bovenop gedaan. Je moet niet vergeten dat bij die belangrijke wedstrijden kaartjes op de zwarte markt wel 100 gulden deden.’
Zoon Leo: ’Papa was populair. Als hij naar de bioscoop ging en het was uitverkocht, mocht hij toch naar binnen. Gratis, en dan mocht hij op de stoel van de directeur zitten. Ook als ze naar een restaurant wilden, was er voor mijn ouders altijd plaats. De eigenaren vonden het goede reclame als Arie de Vroet er zat te eten. Papa werkte overigens zelf ook een tijdje in de horeca. Hij was ober en leefde van de fooien. Dat leverde best wat op.’
In de oorlog
Arie speelde in het voorjaar van 1940 zijn tweede en derde interland, waarna hij onder de wapenen werd geroepen. ‘Hij heeft na de Duitse inval een paar uur in de omgeving van de Grebbeberg gevochten’, aldus Leo. ‘Zijn bataljon werd uit elkaar geslagen en er zijn soldaten gevangen genomen. Papa wist te ontsnappen en kon terugkeren naar Rotterdam.’ In augustus behaalde hij met Feijenoord nog het tweede landskampioenschap in een noodcompetitie. ‘Over de oorlogsjaren heeft hij niet veel verteld, maar ik weet dat hij een keer samen met Adrie tijdens een razzia is opgepakt. Samen met tientallen andere mannen werden ze door de Duitsers naar het centrale verzamelpunt gevoerd. Dat was nota bene De Kuip.’ Onderweg wisten de broers te ontsnappen. Leo de Vroet vertelt dat zijn vader door een latere razzia alsnog als gevangene in De Kuip is beland. ‘Toen ontkwam hij ’s nachts door een gat in een hek. Mijn vader heeft in het verzet gezeten. Daar heeft hij zelden over gesproken. Als verzetsman had je geleerd vooral te zwijgen en daar kwam bij dat mijn vader van zichzelf al gesloten was. Hij stond zich nergens op voor. Ik weet dat hij behoorde tot een verzetsgroep die distributiekantoren heeft overvallen om aan voedselbonnen te komen. Ze hebben eenmaal een vuurgevecht met de Duitsers gehad.’
In het blad Sportweek zei Arie daar in 1999, drie maanden voor zijn dood, zelf over: ‘Ik zat bij de BS, de Binnenlandse Strijdkrachten, ook wel de ondergrondse genoemd. Wat ik deed was niet al te spannend hoor, maar zeker ook niet zonder gevaar. Ik zat bij de voedseldistributie; dat betekende dat ik eten en post bracht naar joden en andere mensen die zaten ondergedoken.’ Bij koninklijk besluit is Arie op 10 april 1985 het Verzetsherdenkingskruis toegekend.
De familie De Vroet is in de Tweede Wereldoorlog niet gespaard gebleven. Vader Leendert had op zijn fiets een oomzegger naar Den Haag gebracht, toen een geallieerd vliegtuig overkwam en bommen dropte. Leendert werd door een bomscherf getroffen. Kleinzoon Leo: ‘Opa heeft drie dagen gevochten voor zijn leven. Hij is overleden aan tetanus, omdat de Duitsers weigerden om penicilline beschikbaar te stellen. Opa is op 6 april 1945 bezweken, een maand voor de bevrijding van Rotterdam.’ Leendert de Vroet is 46 jaar geworden. Arie de Vroet en zijn vrouw Co werden op 4 augustus 1944 de ouders van Leo en op 21 oktober 1946 kwam dochter Edi ter wereld. Vijf weken na haar geboorte speelde Arie zijn derde naoorlogse interland. In Huddersfield was Engeland met 8-2 te sterk.
Naar Frankrijk
Arie de Vroet lééfde voor het voetbal, stelt Leo, maar in de eerste jaren na de oorlog kon daar de kachel thuis niet van branden. ‘Daarom besloten mijn ouders om in Vreeland een hotel te gaan exploiteren. […] Het hotel draaide goed. Papa heeft er regelmatig gebiljart met Abe.’ In het jaar voor hij hoteleigenaar werd, nam Arie deel aan de Olympische Spelen van 1948 in Londen, waar het Nederlands elftal in de eerste ronde door de Engelse amateurs werd uitgeschakeld. Als aanvoerder van de olympische selectie werd hij vijf weken later uitgenodigd voor de installatie van prinses Juliana tot koningin.
Op 25 maart 1950 speelde Arie de Vroet zijn laatste wedstrijd voor Feijenoord. In de zomer van dat jaar ging hij samen met zijn clubgenoot Piet Steenbergen over naar Le Havre AC. Voor de contractbesprekingen stapten de twee in Rotterdam in een taxi, die hen 550 kilometer zuidelijker afzette in de Franse havenstad. ‘In Frankrijk was het spel veel harder’, aldus Leo de Vroet. ‘Mijn vader speelde met scheenbeschermers voor én achter. Het was een mooie tijd, al was hij vaak weg. Soms een hele week, want dan speelden ze eerst in Marseille en een paar dagen later in Nice. Papa ging voor ons door het vuur, maar in het gezin had mama de leiding.’ Leo lacht. ‘Maar papa heeft mij alles over voetbal geleerd. Elke schijnbeweging, elke tactiek. Hij leerde me schieten met rechts en met links en hij zorgde er ook voor dat ik goed kon koppen. Ik heb de bal eens met het hoofd 1074 keer hooggehouden. Op dat moment struikelde ik over een stoeprand.’
Na twee seizoenen Le Havre ging Arie de Vroet naar Rouen. Ondertussen bekwaamde hij zich in het trainersvak. ‘Ik behaalde het groot trainersdiploma in Parijs. Dat diploma stond internationaal hoog aangeschreven’. Leo: ‘De Fransen speelden toen al het totaalvoetbal, waarmee Rinus Michels met Oranje furore maakte op het WK van 1974. Mijn vader leerde die speelwijze op de Franse trainerscursus kennen en heeft het mee naar Nederland genomen.’
Met het einde van zijn actieve carrière in zicht, deed Arie de Vroet nog mee in een bijzondere en beroemd geworden wedstrijd. In Parijs vormde hij op 12 maart 1953 met in het buitenland spelende Nederlandse profs een elftal dat een benefietduel speelde voor de slachtoffers van de Watersnoodramp. Uit Nederland kwamen 8000 toeschouwers naar Parc des Princes. Het ‘onofficiële’ Oranje, met onder andere ook Frans de Munck, Bertus de Harder, Cor van der Hart, Bram Appel en Kees Rijvers, klopte de Franse profs met 2-1. Bij de gastheren deed Raymond Kopa mee, een van de beste voetballers die Frankrijk ooit heeft gekend. ‘Mijn vader speelde linksback en stond tegenover Kopa’, aldus Leo de Vroet. ‘In de rust zocht Kopa mijn vader op en vroeg hem vriendelijk wat minder fel te spelen. Kopa wilde zich laten zien aan scouts die voor hem op de tribune zaten. Hij vlaste op een mooie transfer.’
Trainer
In 1954, het jaar dat profvoetbal zijn intrede deed in Nederland, ging Arie als trainer aan de slag bij Be Quick Groningen. Mede door de trainersloopbaan van zijn vader verhuisde Leo zestien keer in dertig jaar. ‘Het was een nomadenbestaan waar mijn moeder het niet altijd makkelijk mee had. Ik heb op vijf verschillende lagere scholen gezeten en drie HBS’en. Ik ben me als geboren Rotterdammer een noorderling gaan voelen, omdat ik in totaal zestien jaar in Groningen heb gewoond en zes jaar in Heerenveen.’
Leo de Vroet werd clubtopscorer van Heerenveen met 15 doelpunten, ging voor het Utrechtse DOS in de eredivisie spelen en werd geselecteerd voor het Nederlands militaire elftal. Daarin speelde hij samen met Jan Mulder, Epi Drost, Gerrie Mühren en Willy van der Kuijlen. Een mooie loopbaan lag in het verschiet, maar een knieblessure gooide roet in het eten.
Arie was van 1953 tot en met 1965 clubtrainer bij Be Quick Groningen (twee keer), een half seizoen Velocitas in Groningen, het Schiedamse SVV, Heerenveen (twee keer) en DOS. Hij keerde ook als trainer voor een seizoen terug in Le Havre en in dienst van de KNVB werkte Arie hij een jaar in Suriname. ‘Dat was ontwikkelingswerk’, weet Leo. ’Het was niet makkelijk. Dan was er afgesproken dat de training om elf uur zou beginnen, maar de spelers hadden geen horloges en schatten de tijd in naar de stand van de zon. Papa, met zijn serieuze aanleg, moest dan wel even slikken.’
Scout en analist
Terug in Zeist kreeg Arie Jong Oranje en het Nederlands amateurelftal onder zijn hoede. Hij fungeerde tevens als scout en analist en in die hoedanigheid maakte hij deel uit van de technische staf die het Nederlands elftal begeleidde op de WK’s van 1974 in Duitsland en 1978 in Argentinië. Het hoeft eigenlijk niet vermeld te worden: in beide gevallen werd de finale bereikt en verloren van het gastland. Arie in het familieboek: ‘In Argentinië moest ik wedstrijden analyseren. Ik ging ’s morgens met de jongens trainen en ’s middags na het eten ging ik dan met het vliegtuig naar een wedstrijd om te analyseren. Ik sprak mijn ervaringen in een opname-apparaat in en zat in de beste hotels.’
Tijdens de Koninkrijksspelen op Curaçao ontmoette Arie prins Claus. ‘Die bijeenkomst liep enigszins uit de hand. We dronken een stevige borrel en het zou tot vijf uur in de ochtend duren. Pierre van den Akker, de vaste verzorger van het Nederlands elftal, vertelde moppen. Claus vond alle moppen leuk en schreef ze op de binnenkant van zijn hand om te onthouden. Toen zei Pierre: “Niet tegen je vrouw vertellen hè!”’
Arie de Vroet overleed op 9 september 1999 aan een hartaanval. Hij werd 80 jaar. In het Rotterdams Dagblad schreef Hugo Borst: ‘Arie de Vroet was een moderne, complete voetballer, die tegenwoordig in elk elftal mee zou hebben gekund. Hij was linksbenig, had een prachtige techniek en ging voorop in de strijd. De streber behoort tot de beste twintig Feyenoorders van de eeuw.’
[1] Zie: Meeren, Peter van der. 21 Man, een hoogtij-sportdag die een berucht uiteinde vond. Sneek: eigen beheer, 2019. Contact via e-mail: p.vdm@home.nl.
Vervolg op 21 man
Het hier gepubliceerde verhaal over Arie de Vroet is een ingekorte versie van het hoofdstuk in Naschrift 21 man (2020), een vervolg op 21 man (2019), waarin Peter van der Meeren verslag deed van de gebeurtenissen op 21 mei 1944 in Sneek, waar de voetbalwedstrijd tussen de elftallen van de districten Noord en West werd opgeschrikt door een Duitse razzia.
Hierbij werden 21 toeschouwers opgepakt. 21 man kreeg bij de verkiezing ‘Sportboek van het jaar 2019’ een eervolle vermelding van de jury. Van der Meeren maakte het Naschrift omdat hij na de eerste publicatie nog een aantal interessante verhalen en bijzonderheden te horen kreeg. Van de opbrengst van 21 man wordt in 2021 een herdenkingsplaquette onthuld op Sportpark Leeuwarderweg in Sneek.
Ook wordt een bijdrage geleverd aan het opknappen van het uit 1926 stammende tribunegebouw op genoemd sportpark, dat sinds twintig jaar de rijksmonumentale status heeft. Zie voor meer informatie over beide boeken: www.boek21man.nl.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.